Albino |
: |
Een witte pion op zijn beginveld maakt alle 4 de zetten tijdens de oplossing. Dus een pion op d2 maakt tijdens het oplossingsverloop de zetten 1.d3; 1.d4; 1.dxc3 en 1.dxe3. |
Allumwandlung/AUW |
: |
Tijdens een oplossingverloop komen alle 4 de promoties (dame, toren, loper en paard) voor. |
Antikritische zet |
: |
Een zet van een lijnstuk over een veld waarop het vervolgens niet meer kan worden geïnterfereerd |
Arnhem-thema |
: |
Tussen twee verleidingen is er verwisseling van een zwarte verdediging waarop hetzelfde mat volgt en de weerleggin van de verleiding, in een tweezet is dit; 1.X? 1… a 2.A# 1… b!; 1.Y? 1… b 2.A#! a! |
Bannij-thema |
: |
In een tweezet dit patroon: 1.A? 1...a! / 1.B? 1...b! / 1.X! 1...a 2.B#, 1...b 2.A# |
Barulin-thema |
: |
Dualbestrijding door penning van wit door zwart. Deze penning kan direct of indirect zijn. |
Batterij |
: |
Een lijnstuk (staartstuk) en een ander stuk (batterijstuk) van dezelfde kleur staan op één lijn met de vijandelijke koning. Als het batterijstuk van de lijn wegspeelt, geeft het staartstuk schaak. |
Berger snijpunt |
: |
Twee zwarte lijnstukken vallen een batterij aan. Wit dwingt zwart zo te spelen dat hij de beide batterijstukken tegelijk kan afsluiten. |
Brede Cross-check |
: |
Een cross-check direct gevolgd door een zet die het tussengespeelde stuk ontpent. |
Ceriani-Frolkin |
: |
Een thema uit de bewijspartij waarbij een gepromoveerd is geslagen. |
Cross-check |
: |
Een schaakzet die een schaak door een lijnstuk pareert |
Dalton |
: |
De sleutelzet wordt gedaan door stuk A dat een stuk a ontpent. Stuk a pent vervolgens hierop A. |
Djurasevic-thema |
: |
In een tweezet dit patroon: 1.A?(2.B#)1...x 2.C# / 1.B!(2.C#) 1...x 2.A# |
Dombrovkis-thema |
: |
In twee verleidingen heeft zwart een verdediging tegen de dreiging. In de oplossing volgen op diezelfde verdedigingen de mats die dreigden in de verleidingen. 1.X? (2.A#) 1… a!; 1.Y? (2.B#) 1… b!; 1.Z! 1… a 2.A#, 1… b 2.B#. |
Dual |
: |
Indien er meerdere mogelijkheiden zijn die leiden tot het eindresultaat. |
Dualvermijding (actief) |
: |
Ook wel uitschakeling genoemd: Zwart verdedigt tegen de dreiging, waarna door een zwarte verzwakking wit schijnbaar over twee mats beschikt. De zwarte zet heeft echter een compenserend effect, waardoor er maar één mat doorgaat (het andere is uitgeschakeld). |
Dualvermijding (pasieve) |
: |
Zwart verdedigt tegen de dreigen, waarna door een zwarte verzwakking wit schijnbaar over twee mats beschikt. Bij het uitvoeren van een van de matzetten begaat wit echter ook een verzwakking, waardoor het mat niet doorgaat. |
Durbar |
: |
Allle zetten door de matgevende partij worden door de koning gezet. |
Echo |
: |
Gelijke matstanden alleen op andere velden. |
Engelse Novotny |
: |
Een Novotny waarin de loper of de toren is vervangen door een gepende dame. |
Excelsior |
: |
Tijdens het oplossingverloop komt een pion van de 2de resp. 7de rij en promoveert. |
Fase |
: |
Er zijn drie fasen waarin het probleemspel zich af kan spelen; schijnspel, verleiding of oplossing. |
Fleck |
: |
Meerdere dreigingen, minimaal 3, van wit. Zwart pareert waardoor er slechts één uitvoerbare overblijft. |
Gamage-thema |
: |
Nagenoeg gelijk aan het Goethart-thema met dit verschil: Indien zwart een ander zwart stuk dat gepend staat interfereert, kan wit bij het matgeven dat laatste stuk direct ontpennen. |
Gemaskeerde batterij |
: |
In een batterij staat een stuk van een andere kleur. Als dat stuk van de batterijlijn wegspeelt, kan de batterij worden afgevuurd. |
Goethart-thema |
: |
Indien zwart een ander zwart stuk dat gepend staat interfereert, kan wit bij het matgeven dat laatste stuk indirect ontpennen. |
Grimshaw |
: |
Wederkerige interferentie van toren en loper op hetzelfde veld, zonder offer op het interferentieveld (snijpunt van beide lijnen). |
Halfbatterij |
: |
Twee stukken staan op een lijn tussen een lijnstuk van de eigen kleur en de vijandelijke koning. Als één van de stukken van de batterijlijn wegspeelt, vormt het andere met het staartstuk een batterij. |
Halfpin |
: |
Twee stukken staan op een lijn tussen de eigen koning en een lijnstuk van de andere kleur. Als het ene stuk de lijn verlaat, raakt het andere gepend. |
Hannelius-thema |
: |
In twee verleidingen heeft zwart een verdediging tegen de dreigen. In d eoplossing volgen op diezelfde verdedigingen verwisseld de mats die dreigden in de verleidingen.In een tweezet dit patroon: 1.X?(2.A#)1...a!; 1.Y?(2.B#)1...b!; 1.Z!(~) 1...a 2.B#, 1...b 2.A# |
Herpei-thema |
: |
Een zwarte verdediging veroorzaakt tegelijkertijd een interferentie van twee eigen stukken, zodat wit schijnbaar over twee mats beschikt. De zwarte verdediging heeft echter een compenserend effect, waardoor er maar één mat doorgaat. |
Holzhausen-interferentie |
: |
Interferentie (niet wederkerig) tussen stukken van dezelfde bewegingsrichting. |
Kiss |
: |
In een tweezet dit patroon: 1.A? 1...x 2.B#, 1...y 2.C# / 1.B! 1...x 2.C#, 1...y 2.A# |
Kritische zet |
: |
Een zet van een lijnstuk over een veld waarop het vervolgens kan worden geïnterfereerd. |
Kniest |
: |
Een partij slaat op het veld waarop de koning van de tegenpartij matgezet wordt. |
Lacny |
: |
In een tweezet dit patroon: 1.X? 1...a/b/c 2.A/B/C# / 1.Y! 1...a/b/c 2.B/C/A# |
Le Grand |
: |
Verwisseling tussen twee fasen van dreiging en mat na dezelfde verdediging. In een tweezet dit patroon: 1.X? (2.A#) 1...a 2.B# / 1.Y! (2.B#) 1...a 2.A#. |
Le Grand-batterij |
: |
Na het afvuren van een batterij wordt het schaak gepareerd door een stuk tussen het staartstuk en de koning te spelen. Daarna geeft het batterijstuk mat. |
Lewmann-parade |
: |
Wit kan bij de dreiging een eigen stuk, dat een veld naast de zwarte koning dekt, interfereren omdat hij gelijktijdig voor een ander wit stuk een lijn opent, dat dan die velddekking overneemt. Zwart verdedigt zich door die tweede witte lijn bij voorbaat af te sluiten. |
Matverandering |
: |
In twee of meer fasen volgen op dezelfde zwarte verdediging andere mats. In een tweezet dit partoon: 1… a 2.A#; 1.X! 1… a 2.B#. |
Matverwisseling |
: |
In de ene fase volgen op twee zetten van zwart twee verschillende mats. In de andere fase zijn deze mats na dezelfde zetten van zwart verwisseld. In een tweezet dit patroon: 1… a, b 2.A,B# 1.X! 1… a, b 2.B, A#. |
Matvoeringsverandering |
: |
In twee of meer fasen volgt op dezelfde zwarte verdediging een andere witte voortzetten. In een tweezet dit patroon: 1… a 2.A…; 1.X! 1… a 2.B… |
Meredith |
: |
Schaakprobleem met maximaal 12 stukken |
Miniatuur |
: |
Schaakprobleem met maximaal 7 stukken |
Minorpromotie |
: |
Promotie anders dan tot dame, ook een promotie tot fairy-stuk wordt gerekend als minorpromotie. |
Munchener |
: |
In minstens twee verleidingen wordt door wit op een verschillende manier dezelfde dreiging gecreëerd, waarbij wit zichzelf verzwakt. Door deze verzwakkingen kan zwart de verleidingen weerleggen. Deze zwarte weerleggingen van de verleidingen worden door een voorplan vernietigd of afgezwakt. |
Nietvelt-thema |
: |
Een zwart stuk pent zichzelf en pareert daardoor de dreiging, daar wit indien hi de dreiging zou doorvoeren, het stuk direct ontpent. |
Novotny |
: |
Wederkerige interferentie van toren en loper op hetzelfde veld, met offer op het interferentieveld (snijpunt van beide lijnen). |
Oekraine-thema |
: |
In een tweezet dit patroon: 1.A? / 1.X?(2.A#) / 1.Y! (2.Z#) 1...x 2.A# |
Omschakeling |
: |
Een verdediging tegen de dreiging (primaire verdediging) veroorzaakt een verzwakking, waardoor mat volgt. Een tweede verdediging tegen de dreiging veroorzaakt dezelfde of een vergelijkbare verzwakking, maar heeft tevens een versterking als verdediging tegen het mat (secundaire verdediging). Maar er is een tweede verzwakking waardoor er een ander mat volgt. |
Omschakeling in de dreiging |
: |
De dreiging na een willekeurige zet van een wit stuk kan door zwart worden gepareerd. Wit schakelt met dat stuk om naar een specifiek veld, waarmee die dreiging door een andere wordt vervangen. |
Orgelpijpen |
: |
Wederkerige interferenties door twee lopers en twee torens, waarbij de vier interferentievelden samen een vierkant vormen. De lopers en torens staan alle aan dezelfde zijde van dat vierkant. |
Paardwiel |
: |
In de oplossing komen al de 8 mogelijke zetten van één paard voor. |
Paradeverandering |
: |
In twee of meer fasen volgt hetzelfde mat na een andere zwarte verdediging. In een tweezet dit patroon: 1… a 2.A#; 1.X! 1… b 2.A#. |
Phenix |
: |
Een stuk wordt geslagen waarna een promotie volgt tot zelfde stuk van de zelfde kleur. |
Pickaninny |
: |
Een zwarte pion op zijn beginveld maakt alle 4 de zetten tijdens de oplossing. Tegenovergesteld aan de Albino |
Popandopulo-mechanisme |
: |
In één variant is een lijnstuk twee keer staartstuk van een batterij, waarbij twee verschillende batterijstukken de batterij afvuren, daarbij telkens een vluchtveld gevend aan de vijandelijke koning, die dat vluchtveld vervolgens betreedt. |
Pseudo-Le Grand |
: |
Verwisseling tussen twee fasen van dreiging en mat na een verschillende parade. In een tweezet dit patroon: 1.X? (2.A#) 1… a 2.B# 1.Y! (2.B#) 1… b 2.A#. |
Reciproke verwisseling |
: |
In een tweezet dit patroon: 1...a 2.A#, 1...b 2.B#/ 1...a 2.B#, 1...b 2.A# |
Rukhlis |
: |
Dit is een combinatie va mat- en paradeverandering. In de ene fase volgen op twee verdedigingen verschillende mats. In de andere fase volgen op deze verdedigingen andere mats, terwijl de oorspronkelijke mats na andere verdedigingen terugkomen. In een tweezet dit patroon: 1...a, b 2.A, B#; 1.X! 1… a, b 2.C, D#, 1… c, d 2.A,B# |
Sierse batterij (Siers-Rössel) |
: |
Bij het af vuren van een batterij geeft het batterijstuk een vluchtveld aan de koning. Als deze om het schaak te pareren het vluchtveld betreedt, volgt er een mat door het batterijstuk. |
Stervlucht |
: |
De vier diagonale zetten van een koning vanaf zijn standveld. |
Switchback |
: |
Een stuk keert terug naar een eerder verlaten veld. |
Tempoprobleem |
: |
Probleem waarbij geen dreiging is. Door te spelen ontstaan er verzwakkingen waarvan de tegenpartij kan profiteren. |
Totale verandering |
: |
Tussen twee of meer fasen verschillen de verdedigingen en mats, maar de thematische inhoud is in de onderscheidende fasen steeds hetzelfde. |
Trefpunt |
: |
Ten minst twee zwarte stukken controleren een veld. In minstens twee varianten geeft zwart deze controle op, zodat wit mat kan geven. |
Tura |
: |
Reciproke verwisseling in twee fasen van verwisseling in twee varianten van de tweede en derde zet van wit. In een driezet dit patroon: 1… a 2.A 3.B#; 1… b 2.B 3.A# 1.X! 1… a 2.B 3.A#; 1… b 2.A 3.B#. |
Umnov |
: |
Wit speelt naar een veld dat zwart zojuist verlaten heeft. |
Valve |
: |
Een stuk sluit en opent tegelijkertijd een lijn voor één ander stuk. |
Valladao task |
: |
In een oplossingverloop een rokade, promotie en een enpassant-slag door de zelfde partij |
Veldruiming |
: |
Een stuk speelt van een veld zodat een ander stuk, doorgaans van dezelfde kleur, dat veld kan bezetten. |
Vladimirov |
: |
In een tweezet dit patroon: 1.A? 1...a! / 1.B? 1...b! / 1.X! 1...a 2.A#, 1...b 2.B# |
Vornehmer Novotny |
: |
Een Novotny waarbij de beide themamats na het offer nog niet dreigen. |
Zagorujko-thema |
: |
In ten minste drie fasen matverandering in minstens twee varianten. In een tweezet dit patroon: 1… a, b 2.A, B#; 1.X? 1… a, b 2.C, D# Y! 1… a, b 2.E, F# |
Zetverwisseling |
: |
Verwisseling van witte voortzettingen tussen verschillende varianten van dezelfde fase. In een driezet dit patroon: 1… x 2.A 3.B#, 1… y 2.B 3.A# |