Nederlandse bond van schaakprobleemvrienden

We kennen allemaal het gewone schaakspel met zijn gewone stukken. In de probleemschaak is er een variant onstaan in de vorm van Fairy-chess (ook wel heterodox schaak genoemd) waarin de spelregels, spelvormen, doelstellingen en stukken zijn veranderd. Hieronder treft u de meest voorkomende fairystukken en fairyvoorwaarden die de laatste jaren in Probleemblad zijn gebruikt. Voor meer begeleiding kunt u onze handleidingen gebruiken.

A B C D E F G H I J K L M N O P Q R S T U V W X Y Z

 

ABC : De velden zijn geordend in de volgorde a1, a2...a8, b1...b8, c1 enzovoort tot h8. De speler aan zet moet (indien mogelijk) een zet doen met het stuk dat het laagst in deze orde staat. Is een legale zet met dat stuk onmogelijk, dan moet hij met het op één na laagste stuk spelen, enzovoort. Mat en schaak zijn normaal.   voorbeeld
Adelaar : Speelt als een sprinkhaan, maar maakt boven het bokstuk een hoek van 90 graden naar links of rechts en landt direct naast het bokstuk; het bokstuk mag aan de rand staan.   voorbeeld
Alfil : (2,2)-springer.   voorbeeld
Alfil-ruiter : Een (2,2)-springer. Vanaf c1 kan een Alfilruiter naar a3, e3 of g5 (waarbij b2, d2 en f4 bezet mogen zijn).   voorbeeld
All-in-Chess : Beide partijen mogen, in plaats van een zet met een eigen stuk, een zet doen met een stuk van de tegenstander, ook als de tegenpartij hierdoor schaak of mat komt te staan. Maar men mag NIET de laatste zet van de tegenstander meteen 'terugnemen' indien daardoor exact dezelfde stand weer zou ontstaan. Wel mag men (met een stuk van de tegenpartij) een eigen stuk slaan! De speelrichting van de pionnen ligt vast, d.w.z. men mag een pion van de tegenpartij niet achteruit zetten.   voorbeeld
AMU : De matzet mag alleen worden uitgevoerd door een stuk dat vóór de matzet wordt geobserveerd door precies 1 vijandelijk stuk (inclusief de koning). Alle andere 'matzetten' zijn illegaal.   voorbeeld
Andernachschach : Een stuk dat slaat verandert van kleur, koningen uitgezonderd.   voorbeeld
Annan Schach
(SoutthernChess)
: Een stuk (inclusief koning) dat direct vóór een ander eigen stuk staat (bij Wit één rij hoger; bij Zwart één rij lager), kan uitsluitend spelen zoals dat andere stuk.   voorbeeld
Anti-Andernachschach : Een stuk dat zet zonder te slaan verandert van kleur, koningen uitgezonderd.   voorbeeld
Anti-Circe : Het stuk (koning incluis) dat een slagzet uitvoert herrijst (volgens Circeregels) op zijn beginveld. Fairystukken herrijzen op het promotieveld van de kolom waar ze slaan (witte fairystukken op de 8e rij, zwarte op de 1e rij). De slagzet is illegaal wanneer het herrijzingsveld door een ander stuk bezet is. Bij slaan door een pion met promotie moet het herrijzingsveld van het promotiestuk leeg zijn. Het geslagen stuk verdwijnt van het bord. Normaal gesproken (soms aangeduid als ‘type Calvet’) is slaan op het eigen herrijzingsveld gewoon toegestaan. Bij het ‘type Cheylan’ mag een stuk echter niet op zijn eigen herrijzingsveld slaan.   voorbeeld
Anti-Circe Couscous : Een stuk (koning incluis) dat een slagzet uitvoert herrijst op het "Circe-thuisveld" van het slagobject. Het herrijzingsveld moet leeg zijn, anders is de slagzet onmogelijk. Het slagobject verdwijnt van het bord. Als een pion een stuk slaat slaat en daarbij promoveert vindt eerst promotie plaats, en dan 'herrijst' het promotie stuk op het thuisveld van het geslagen stuk.   voorbeeld
Anti-Koningen : Een anti-koning staat uitsluitend schaak als hij volgens de orthodoxe regels NIET schaak zou staan.   voorbeeld
Anti-Klooncirce : Een stuk (koning inclusief!) dat een slagzet uitvoert, verandert in het soort stuk dat hij sloeg (maar verandert niet van kleur) en wordt als zodanig herboren op zijn eigen “thuisveld”, volgens de normale Circeregels. NB: een koning die slaat verandert in een koninklijk stuk!   voorbeeld
Anti-Mars-Circe : Om te zetten zonder te slaan moet een stuk vóór het uitvoeren van de zet herrijzen volgens Circe-regels. Vervolgens wordt de zet vanaf dat veld uitgevoerd. Het herrijzingsveld mag niet bezet zijn door een ander stuk. Slagzetten verlopen volledig orthodox en het geslagen stuk verdwijnt van het bord. Dit betekent dat bijv. de witte koning, ongeacht waar hij zich bevindt, óf orthodox kan slaan óf zonder te slaan uitsluitend naar d1, f1, d2, e2 en f2 kan spelen, mits e1 vrij is of hij zelf op e1 staat.   voorbeeld
Anti-Take & Make : Bij een slagzet verdwijnt het slagobject niet maar wordt verplaatst naar een veld waar dat stuk zelf legaal heen zou kunnen spelen. Als er niet zo’n veld beschikbaar is, is de slagzet illegaal.   voorbeeld
Antilope : (3,4) springer   voorbeeld
Antipoden-Circe : Als Circe, maar het geslagen stuk herrijst op het veld dat op afstand (4,4) van het slagveld ligt (op een 8x8 bord is er altijd precies één zo’n veld).   voorbeeld
Assassin-Circe : Als gewoon Circe, maar het geslagen stuk herrijst óók als het herrijzingsveld bezet is, waarbij het bezettende stuk (zelfs als dat een koning is!) van het bord verdwijnt. Wanneer de zKoning dus bv. op d8 staat, kan Wit schaak geven door de zwarte dame aan te vallen. Anders gezegd: als de zD aangevallen staat, kan de zK niet naar d8.   voorbeeld
AugsburgerSchach : Ieder stuk (behalve de koning) mag spelen naar een veld dat door een eigen stuk (geen koning) bezet is, waardoor een combinatiestuk ontstaat met de werking van beide delen opgeteld. Dit combinatiestuk kan als één geheel verder spelen, of zich weer opsplitsen doordat een deel wegspeelt en een deel blijft staan. Elk deelstuk op zichzelf mag ook een combinatiestuk zijn. Een dame is per definitie altijd een combinatiestuk van toren + loper. Rokeren met een combinatiestuk is toegestaan mits de torencomponent niet actief heeft bewogen. De overige componenten mogen meerokeren of op het hoekveld blijven staan   voorbeeld
Back-to-back : Zolang een wit stuk en een zwart stuk ‘met de ruggen tegen elkaar staan’ (d.w.z. het witte stuk staat direct boven het zwarte stuk) zijn hun zetmogelijkheden verwisseld. Na 1.df4 in F1336 krijgt de witte loper dus damekracht en de dame krijgt loperkracht. De regel geldt ook voor de koningen, dus elk wit stuk dat direct boven de zK staat, geeft schaak want het krijgt koningskracht!   voorbeeld
Beamtenschach : Een stuk (incl. de koning) heeft alleen werkingskracht indien het wordt bestreken door een vijandelijk stuk. Zonder werkingskracht kan een stuk niet zetten, slaan of schaak bieden.   voorbeeld
Berolina-pion : Speelt schuin en slaat recht vooruit, dus precies andersom dan een gewone pion.   voorbeeld
Biochome-chess : Alleen zetten van een wit naar een zwart veld (of visa versa) zijn legaal.   voorbeeld
Bicolores : Een koning staat ook schaak indien hij door een eigen stuk wordt bestreken.   voorbeeld
Biljartende loper : Een loper die tegen de rand van het bord kan “kaatsen”.   voorbeeld
Bison : Een combinatiestuk van Kameel + Zebra, oftewel een (1,3)- en (2,3)-springer.   voorbeeld
Breton : Als een stuk (inclusief pion) wordt geslagen, verdwijnt tegelijkertijd eenzelfde stuk van de slaande partij van het bord, voorzover er zo’n stuk voorhanden is. Zijn er meerdere, dan beslist de slaande partij welke van zijn stukken verdwijnt.   voorbeeld
Breton Advers : Als een stuk (inclusief pion) wordt geslagen, verdwijnt tegelijkertijd een tweede, identiek stuk van het bord (voorzover zo'n stuk voorhanden is). Zijn er meerdere, dan beslist de slaande partij welk tweede stuk van zijn tegenstander verdwijnt.   voorbeeld
Brunnerschach : Er is geen sprake van schaak indien, direct na het daadwerkelijke slaan van de koning, de andere koning ook geslagen zou kunnen worden.   voorbeeld
Celle : Elk wit of zwart stuk dat een slagzet uitvoert laat een kopie van zichzelf achter op het uitgangsveld (ook een koning!). Zodra er meer dan 1 koning van dezelfde kleur op het bord staat geldt de Siamese Koningsregel: het is schaak als minstens 1 van de koningen staat aangevallen en dus is het mat als dat niet ongedaan gemaakt kan worden. Een neutraal stuk dat slaat laat een witte óf zwarte kopie achter, afhankelijk van de vraag of Wit dan wel Zwart de slagzet uitvoerde.   voorbeeld
Chameleonschaak : Zie Kameleonschaak.   voorbeeld
Chameleon-Circe : Een geslagen officier (P, L, T of D) ‘promoveert’ volgens de cyclus P-L-T-D-P en herrijst als zodanig volgens Circeregels. Een geslagen pion herrijst als in Circe.   voorbeeld
Chinees Schaak : Pionnen promoveren tot Leo, Pao, Vao of Mao (NIET tot dame, toren, loper of paard).   voorbeeld
Circe : Een geslagen stuk (de koning uitgezonderd) herrijst op het veld waarop het bij aanvang van een partij zou hebben gestaan. Is dit veld bezet, dan verdwijnt het geslagen stuk. Toren, loper en paard behouden de veldkleur van het veld waarop ze geslagen werden. Pionnen herrijzen in de kolom waarin zij op het moment van slaan stonden. Fairystukken herrijzen op het promotieveld van de kolom waar ze stonden (witte fairystukken op de 8e rij, zwarte op de 1e rij). Een neutraal stuk dat door Wit wordt geslagen herrijst alsof het een zwart stuk was, en visa versa.   voorbeeld
Circe-Invers : Als Circe, maar herrijzing vindt plaats( t.o.v. het normale Circe-herrijzingsveld) gespiegeld in een verticale lijn tussen de d- en de e-lijn.   voorbeeld
Circe-Parrain : Een door Wit geslagen stuk herrijst als onderdeel van de eerstvolgende zwarte zet, en visa versa. Het herrijzingsveld wordt gevonden door die eerstvolgende zet in gedachten uit te voeren vanaf het slagveld.   voorbeeld
Circe RI (Rex Inclusiv) : Net als Circe, maar ook koningen kunnen worden geslagen en herboren (op e1 resp. e8). Een koning staat pas schaak indien hij staat aangevallen EN zijn thuisveld bezet is.   voorbeeld
Contra-Sprinkhaan : Speelt naar die velden waar een sprinkhaan vandaan had kunnen komen, d.w.z. hij springt over een aangrenzende bok en landt willekeurig ver achter het bokstuk (mits de lijn verder vrij is).   voorbeeld
Couscous-Circe : Een geslagen stuk herrijst op het Circe-thuisveld van het stuk dat slaat (dit thuisveld wordt bepaald nadat de slagzet is uitgevoerd). Als een pion slaat en daarbij promoveert vindt eerst promotie plaats, en dan pas wedergeboorte van het geslagen stuk op het thuisveld van het gepromoveerde stuk.   voorbeeld
Diagram Anti-Circe : Het stuk (koning incluis) dat een slagzet uitvoert herrijst op het veld waar het aanvankelijk stond (in de diagramstand). De slagzet is illegaal wanneer dat herrijzingsveld door een ander stuk bezet is. Het geslagen stuk verdwijnt van het bord. Slaan op het eigen herrijzingsveld is toegestaan, tenzij anders aangegeven.   voorbeeld
Degradatie Rex Inclusiv : Een stuk (koning incluis) dat op zijn eigen pionnenrij terecht komt (voor Wit de 2e rij, voor Zwart de 7e rij) verandert onmiddellijk in een gewone pion. Promotie tot koning is toegestaan!    
Dubbelsprinkhaan  : Doet twee sprinkhaanzetten onmiddellijk achter elkaar, maar alleen de tweede mag een slagzet zijn.   voorbeeld
Dubbele torenhopper  : Als een dubbelsprinkhaan, maar alleen op torenlijnen.   voorbeeld
Dubbele loper-hopper : Als een dubbelsprinkhaan, maar alleen op loperlijnen.   voorbeeld
Dubbele Maximummer : Zwart én Wit moeten steeds hun geometrisch langste zet doen.   voorbeeld
Dwangveld : Beide partijen moeten steeds, indien legaal mogelijk, naar het dwangveld spelen. Voor het verlaten van het dwangveld gelden geen restricties.   voorbeeld
Eekhoorn : Een combinatie van een paard, een (0,2)-springer en een (2,2)-springer. Een Eekhoorn op c3 kan dus spelen naar a1, a2, a3, a4, a5, b1, b5, c1, c5, d1, d5, e1, e2, e3, e4 en e5.   voorbeeld
Eiffelschaak : Een stuk (koningen uitgezonderd) is verlamd wanneer het geobserveerd wordt door een vijandelijk stuk volgens de reeks D-T-L-P-B-D. Dus een dame wordt verlamd door een toren, een toren door een loper enz. Een pion wordt verlamd door een dame. Een verlamd stuk verliest zijn mogelijkheid om te zetten, te slaan en schaak te geven.   voorbeeld
Einsteinschach : Een stuk dat speelt (zonder te slaan) degradeert in de volgorde D-T-L-P-B-B, terwijl een stuk dat slaat promoveert in de volgorde B-P-L-T-D-D. Een pion die speelt zonder te slaan blijft dus pion; een dame die slaat blijft dame. De koningen spelen en slaan normaal.   voorbeeld
Eland : Speelt als een sprinkhaan die boven het bokstuk 45 graden naar links of rechts afbuigt.   voorbeeld
Elliourtap : Een stuk kan niet slaan of schaak bieden als het door een eigen stuk bestreken wordt (gedekt staat).   voorbeeld
Elzas : Een zet die zou leiden tot een orthodox illegale stelling is verboden.    
Equipollent Circe : Het herrijzingsveld van een geslagen stuk wordt bepaald ten opzichte van het veld waar dat stuk stond, namelijk door het geslagen stuk te verplaatsen in dezelfde richting en over dezelfde afstand als de slagzet. Indien het herrijzingsveld bezet is of buiten het bord ligt, verdwijnt het geslagen stuk.   voorbeeld
Equihopper : Speelt in een rechte lijn over een (wit of zwart) bokstuk. Het veld van vertrek en het veld van aankomst liggen op gelijke afstand van het bokstuk. Behalve het bokstuk mogen er geen stukken staan tussen vertrek- en aankomstveld. Over damelijnen kan de equihopper geïnterfereerd worden.   voorbeeld
Equispringer : (ook wel 'non-stop Equihopper' genoemd): Speelt in een (willekeurige) rechte lijn over een (wit of zwart) bokstuk. Het veld van vertrek en het veld van aankomst liggen op gelijke afstand van het bokstuk. Tussen vertrek- en aankomstveld mogen ook nog andere stukken staan, dus de Equispringer kan niet geïnterfereerd worden   voorbeeld
Equistopper : Deze heeft, net als de Equihopper, een “bokstuk” nodig om te kunnen spelen (of slaan). Hij springt er echter niet overheen, maar beweegt er naar toe en stopt halverwege, precies in het midden tussen zijn startveld en het bokstuk, mits de lijn verder vrij is.   voorbeeld
Exclusiefschaak : De matzet moet uniek zijn (er mag geen matdual zijn) anders is het een illegale zet.   voorbeeld
Face-to-face :  Wanneer een wit stuk direct onder een zwart stuk staat (bv. wTe2/zLe3) worden hun zetmogelijkheden tijdelijk verwisseld. Een stuk dat daardoor speelt als pion kan, wanneer zich de mogelijkheid voordoet, een en-passantslag uitvoeren. Pionzetten van de onderste rij zijn niet toegestaan.   voorbeeld
Faro (Argentijnse toren) : Slaat (en geeft schaak) als een normale toren, maar om te kunnen zetten zonder slag heeft de Faro een bokstuk nodig. Hij kan naar een willekeurig veld achter het bokstuk spelen, mits de lijn tussen uitgangs- en aankomstveld verder vrij is   voorbeeld
Follow-the-leader : Zwart moet, indien mogelijk, spelen naar het zojuist door Wit verlaten veld.   voorbeeld
Fusil turncoat :

Een stuk (ook de koning!) dat een slagzet uitvoert, verandert van kleur en keert als onderdeel van de slagzet meteen terug op het veld waar het stond. Een pion die naar de promotierij slaat, promoveert, verandert van kleur en keert in zijn nieuwe gedaante terug waar hij stond. Na een slagzet door de koning komen er twee koningen van dezelfde kleur op het bord te staan. Dan geldt de Siamese Koningsregel: het is schaak als minstens 1 van de koningen staat aangevallen en dus is het mat als dat niet ongedaan gemaakt kan worden. 

  voorbeeld
Ghost Chess : Een geslagen stuk herrijst (als een soort geest) op het veld waar het werd geslagen, zodra het slagstuk wegspeelt van dat veld. Een geest heeft dezelfde werking als een gewoon stuk, maar kan niet nog een keer geslagen worden.   voorbeeld
Giraffe : Een (1,4)-springer   voorbeeld
Glasgow Circe : Als Circe, maar een door Wit geslagen fairystuk herrijst op de 2e rij van de kolom waar het stond; een door Zwart geslagen fairystuk herrijst op de 7e rij van de kolom waar het stond.    
Glasgow-schaak : Wit promoveert op de 7e rij, Zwart op de 2e rij, ook wanneer ze een neutrale pion naar die rij spelen.   voorbeeld
Groeistukken : Een stuk mag nooit een kortere zet uitvoeren dan zijn vorige zet. Deze beperking geldt ook voor de werking op de koning van de tegenpartij.   voorbeeld
Haanerschach : Ieder veld dat is verlaten door een stuk of pion wordt een gat waar men niet meer naartoe of overheen mag spelen. Bijv: In een partij met 1.b2-b4 is Lb2 of La3 voor altijd onmogelijk.   voorbeeld
Half-neutraal stuk : Een stuk dat afwisselend wit, zwart of neutraal is. De kleur verandert iedere keer als het stuk speelt, als volgt: is het wit of zwart, dan wordt het neutraal; is het neutraal, dan krijgt het de kleur van de partij die ermee zette.   voorbeeld
Halma-sprinkhaan : Kan in één zet een willekeurig aantal sprinkhaanzetten achter elkaar doen, maar alleen de laatste mag een slagzet zijn.   voorbeeld
Hamster : Speelt over damelijnen in de richting van een bokstuk naar het veld direct vóór het bokstuk.   voorbeeld
Haunted Chess : Na een slagzet blijft de ‘geest’ van het geslagen stuk op het veld achter. Het geslagen stuk herrijst zodra het slagstuk weer wegspeelt.   voorbeeld
Helprokade : Werken Zwart en Wit net als bij een helpmat samen, maar nu om een witte rokade te bewerkstelligen.   voorbeeld
Horizontaal Spiegelcirce : Captures are as in Circe, but the captured unit is reborn on the opposite side of the board, as if the rebirth square is being reflected in a mirror between the 4th and 5th row.   voorbeeld
Horizontale cylinder : Het bord loopt rond, d.w.z. de 8ste rij grenst aan de 1ste rij.   voorbeeld
Hypervolage : Elk stuk (behalve de koning) verandert van kleur, elke keer als het een actieve zet uitvoert waarbij de veldkleur verandert. Een paard verandert dus iedere zet van kleur, maar een loper nooit. De kleurverandering is niet van toepassing op de toren bij lange rokade.   voorbeeld
Imitator : Een kleurloos, onkwetsbaar stuk dat de beweging van elk spelend stuk synchroon meedoet. Is dat niet mogelijk dan is de zet illegaal. De Imitator zelf kan niet slaan, en moet dus altijd op een leeg veld uitkomen.   voorbeeld
Immunschach : Een stuk (inclusief de koningen!), wiens Circe-herrijzingsveld bezet is door een ander stuk, kan niet geslagen worden.   voorbeeld
Isardam : Een zet die een Madrasiverlamming zou veroorzaken is illegaal. Als het slaan van de koning in zo’n verlamming zou resulteren, staat de koning niet schaak.   voorbeeld
Jaguar : Speelt (en slaat) als een dame maar kan zijn zet alleen uitvoeren indien het verlengde van de speellijn achter het aankomstveld niet leeg is. M.a.w. de Jaguar speelt altijd 'naar een ander stuk toe'.   voorbeeld
Kameel : Een (1,3)-springer.   voorbeeld
Kameelruiter : Kan in een rechte lijn één of meerdere kameelzetten (1,3) achter elkaar doet. Een kameelruiter op a1 kan (op een verder leeg bord) spelen naar b4, c7, d2 en g3.   voorbeeld
Kameleon : Na het beëindigen van zijn zet verandert de kameleon in een ander stuk, volgens de cyclus P>L>T>D>P enz.   voorbeeld
Kameleon-Circe : zie Chameleon-Circe   voorbeeld
Kamikaze : Zowel het gelagen stuk als het slaande stuk verdwijnt van het bord.   voorbeeld
Kangoeroe : Lijkt op een sprinkhaan maar heeft 2 bokstukken nodig, die niet op aangrenzende velden hoeven te liggen. Hij landt op het eerste veld achter het tweede bokstuk   voorbeeld
Kardinaal : Een loper die als een biljartbal van de bordrand kan kaatsen (maximaal 1x per zet), waarna hij op de andere veldkleur terechtkomt. Een Kardinaal op c1 kan, naast de normale loperzetten, naar a4-b5-c6-d7-e8, h7-g8, b1-a2, en d1-e2-f3-g4-h5.   voorbeeld
Keizerin : Een combinatiestuk van toren + paard.   voorbeeld
Kloon-Circe : Een geslagen stuk verandert in het soort stuk dat de slagzet uitvoerde (maar verandert niet van kleur) en wordt als zodanig herboren op zijn eigen “thuisveld”, volgens de normale Circeregels.   voorbeeld
KoBul koningen : Zodra een stuk (geen pion) geslagen wordt, krijgt de koning van die partij de zetmogelijkheden van het geslagen stuk. Wanneer een pion wordt geslagen, krijgt de koning van die partij weer de zetmogelijkheden van een normale koning.   voorbeeld
Kökö (Kölner Kontaktschach) : Alleen zetten die ‘contact maken’ zijn toegestaan, dat wil zeggen er mag alleen gespeeld worden naar een veld waarvan minstens één van de aangrenzende velden bezet is. Een koning die ‘alleen’ staat kan dus niet schaak staan, want hij kan niet geslagen worden!   voorbeeld
Koninklijke Dummy : Een koning die niet kan zetten of slaan.    
Koninklijke Joker : Een koning die (alleen) speelt zoals het laatst bewogen stuk.   voorbeeld
Koninklijk Randzwijn : Een koning die speelt als een Randzwijn.   voorbeeld
Koninklijk stuk : Een koning die speelt en slaat als het desbetreffende stuk.   voorbeeld
Koninklijke Sprinkhanen : De koningen spelen als een sprinkhaan; en kunnen dus veel makkelijker worden matgezet dan normaal.   voorbeeld
Leeuw, loper-, toren- en nachtruiterleeuw :

Spelen willekeurig ver over een bokstuk als een sprinkhaan (mits de lijn verder vrij is) op respectievelijk dame-, loper-, toren- en nachtruiterlijnen

  voorbeeld
Leffie : Het ‘omgekeerde’ van Eiffel. Een zet (ook het slaan van de koning!) is illegaal als hij resulteert in een Eiffel-observatie, oftewel observatie van een vijandelijk stuk volgens de reeks B>p>L>t>D>b>P>l>T>d>B. Dus een pion mag niet een vijandelijk paard observeren, een paard niet een vijandelijke loper enzovoort. En tot slot mag een dame niet een vijandelijke pion observeren   voorbeeld
Leo : Speelt als dame maar kan alleen slaan als er precies één bokstuk staat op de speellijn van henzelf naar het slagobject.   voorbeeld
Locust/Loperlocust/Torenlocust : Speelt uitsluitend om te slaan, over respectievelijk dame- / toren - / loperlijnen naar het eerste veld achter een vijandelijk stuk (het slagobject). Het veld van aankomst moet leeg zijn en het vijandelijk stuk verdwijnt van het bord.   voorbeeld
Loco (Argentijnse loper) :

Slaat (en geeft schaak) als een normale loper, maar om te kunnen zetten zonder slag heeft de Loco een bokstuk nodig. Hij kan naar een willekeurig veld achter het bokstuk spelen, mits de lijn tussen uitgangs- en aankomstveld verder vrij is. Vaak gecombineerd met Faro, de torenequivalent

  voorbeeld
Loper/Toren-eland : Beweegt (alleen over loper- of torenlijnen) volgens het principe van een sprinkhaan, maar maakt boven het bokstuk een draai van 45 graden naar links of rechts en landt direct naast het bokstuk. Het bokstuk mag aan de rand staan.    
Loperhopper : Speelt als een sprinkhaan, maar alleen op loperlijnen.   voorbeeld
Madrasi : Een stuk (behalve de koning) dat wordt geobserveerd door een gelijksoortig vijandelijk (of neutraal) stuk, is verlamd. Een verlamd stuk verliest zijn mogelijkheid om te zetten, te slaan en schaak te geven, maar kan wel zelf een ander stuk verlammen. Bij orthodoxe stukken is de verlamming dus in principe altijd wederzijds, maar bij neutrale stukken en fairystukken zoals sprinkhanen hoeft dat niet het geval te zijn.   voorbeeld
Madrasi Rex Inclusief : Een stuk (ook de koning) dat wordt geobserveerd door een gelijksoortig vijandelijk (of neutraal) stuk, is verlamd. Een verlamd stuk verliest zijn mogelijkheid om te zetten, te slaan en schaak te geven, maar kan wel zelf een ander stuk verlammen. Bij orthodoxe stukken is de verlamming dus in principe altijd wederzijds, maar bij neutrale stukken en fairystukken zoals sprinkhanen hoeft dat niet het geval te zijn   voorbeeld
Magisch bord : Na elke zet (behalve een koningszet) verandert het gespeelde stuk van kleur.   voorbeeld
Magisch stuk : Doet alle witte én zwarte stukken (behalve koningen en andere magische stukken) die hij opnieuw bestrijkt van kleur veranderen.   voorbeeld
Mao : Een paard dat niet springt maar uitsluitend eerst 1 veld orthogonaal speelt (dit veld moet leeg zijn) en daarna 1 veld diagonaal (op dit veld kan hij slaan).   voorbeeld
Mars-Circe : Om te slaan moet een stuk vóór het uitvoeren van de slag herrijzen volgens Circe-regels. Vervolgens wordt de slagzet vanaf dat veld op orthodoxe wijze uitgevoerd. Het geslagen stuk verdwijnt van het bord. Dit betekent dat bijv. de witte koning, waar hij zich ook bevindt, altijd (en uitsluitend) de velden d1, f1, d2, e2 en f2 dekt, mits veld e1 vrij is of hij zelf op e1 staat.   voorbeeld
Masand : Als een stuk speelt en een direct schaak geeft (dus geen aftrekschaak), veranderen (als onderdeel van de schaakzet) alle door dit stuk bestreken pionnen en stukken van beide partijen van kleur, koningen uitgezonderd.   voorbeeld
Maximummer : Zwart moet steeds zijn geometrisch langste zet doen (de lengte van een zet is de afstand tussen het middelpunt van vertrek- en aankomstveld).   voorbeeld
Messignyschaak : In plaats van het doen van een normale zet, kan ieder stuk (incl. een koning) van plaats verwisselen met een zelfde soort stuk van de andere kleur. Na zo’n “Messigny-zet” mag het verplaatste stuk van de tegenstander niet direct opnieuw een Messigny-zet doen.   voorbeeld
Minimummer : Zwart moet steeds zijn geometrisch kortste zet doen.   voorbeeld
Moa : Een paard dat uitsluitend eerst 1 veld schuin speelt en daarna 1 veld recht; een Moa kan dus niet “springen”.   voorbeeld
Monochrome schaak : Elke zet van een wit naar zwart veld (of vice versa) is illegaal.   voorbeeld
Multislagen : Een stuk (ook de koning!) kan alleen geslagen worden wanneer het minstens twee keer staat aangevallen.   voorbeeld
Mus : Beweegt volgens het principe van een sprinkhaan, maar maakt boven het bokstuk een 135 graden draai (linksom of rechtsom) en landt schuin voor de bok.   voorbeeld
Nachtruiter : Beweegt als een paard dat in een rechte lijn één of meerdere paardzetten achter elkaar doet. Een Nachtruiter op a1 kan (op een verder leeg bord) spelen naar b3, c5, d7, c2, e3 en g4.   voorbeeld
Nachtruiterhopper : Speelt als een sprinkhaan, maar op nachtruiterlijnen in plaats van damelijnen.   voorbeeld
Nao : De ‘chinese’ nachtruiter: speelt (zonder te slaan) als nachtruiter en slaat op het eerste niet-lege veld achter een bokstuk (analoog aan een Pao, de chinese toren).   voorbeeld
Neutrale stukken :

Deze kunnen zowel door Wit als door Zwart worden gespeeld én geslagen. Een neutrale pion kan door Wit alleen omhoog worden gespeeld en door Zwart alleen omlaag.

  voorbeeld
Neutrale koning : Hiermee kan zowel door Wit als door Zwart worden gespeeld. Als Wit deze koning dreigt te slaan staat Zwart schaak (of mat, als Zwart het schaak niet kan opheffen) en vice versa.   voorbeeld
Non-stop Equihopper : Speelt in een (willekeurige) rechte lijn over een (wit of zwart) bokstuk. Het veld van vertrek en het veld van aankomst liggen op gelijke afstand van het bokstuk. Tussen vertrek- en aankomstveld mogen ook nog andere stukken staan, dus de non-stop Equihopper kan niet geïnterfereerd worden.   voorbeeld
Non-stop Equistopper : Deze heeft, net als de Equihopper, een “bokstuk” nodig om te kunnen spelen (of slaan). Hij springt er echter niet overheen, maar beweegt er naar toe en stopt halverwege, precies in het midden tussen zijn startveld en het bokstuk. De non-stop Equistopper kan niet geïnterfereerd worden.    
Onzichtbaar stuk : Een stuk waarvan alleen de kleur bekend is, maar niet de aard of de huidige positie. Verdere uitleg en een voorbeeldprobleem is te vinden in PB 2015-4, blz. 114 en PB 2016-1, blz. 6.   voorbeeld
Orphan : Heeft geen enkele werking van zichzelf, maar neemt de werking aan van elk vijandelijk stuk waardoor hij geobserveerd wordt (en zolang als de observatie duurt). Deze werking kan (op dezelfde manier) worden doorgegeven aan een andere (vijandelijke) Orphan.   voorbeeld
Pao : Speelt (zonder te slaan) als toren en slaat op het eerste niet-lege veld achter een bokstuk.   voorbeeld
Paralyserend stuk : Kan gewoon zetten, maar kan niet slaan. Elk vijandelijk (of neutraal) stuk dat wordt bestreken door een paralyserend stuk wordt verlamd, d.w.z. het kan niet zetten, slaan of schaakgeven.   voorbeeld
Paralyserend veld : Een stuk op zo´n veld is verlamd en heeft dus geen enkele werking.    
Patrouille : Een stuk (incl. de koning) kan slechts slaan of schaakgeven indien het wordt bestreken door een eigen stuk.   voorbeeld
Platzwechselcirce (PWC) : Bij een slagzet verwisselen het slagstuk en slagobject van plaats. Een pion die op zijn promotierij terecht komt promoveert direct. Een pion op de onderste rij heeft geen kracht of werking.   voorbeeld
Platzwechselrokade : In plaats van het doen van een normale zet, kan een koning (mits hij niet schaak staat) van plaats wisselen met een willekeurig eigen stuk of pion; er mag daardoor echter geen pion op de 1e of 8e rij komen te staan.   voorbeeld
Pangracz Circe : Als Circe, maar wanneer het herrijzingsveld bezet is wordt het bezettende stuk “geslagen” door het herrijzende stuk en herrijst op zijn beurt volgens de regels van Pongracz Circe. Hierdoor kan een keten ontstaan van herrijzende stukken.   voorbeeld
Prinses : Een combinatie van paard + loper.   voorbeeld
Promotie-Circe : Als een pion promoveert verhuist het gepromoveerde stuk direct naar het veld waar het in de partij-aanvangsstelling zou hebben gestaan.   voorbeeld
Provocateurs : Een stuk (incl. de koning) kan slechts slaan of schaakgeven indien het wordt bestreken door een vijandelijk (of neutraal) stuk.   voorbeeld
Randzwijn : Speelt en slaat als een dame maar uitsluitend vanaf of naar één van de 28 randvelden, niet beide tegelijk! Een Randzwijn op a2 kan dus naar b2, c2, d2, e2, f2, g2, b3, c4, d5, e6 en f7; een Randzwijn op b4 kan naar a3, a4, a5, b1, b8, e1, f8 en h4.   voorbeeld
Rao : Speelt (zonder te slaan) als Roos??? maar slaat op het eerste niet-lege veld achter een bokstuk.    
Reflecterende koningen : Een koning in schaak kan spelen zoals het schaakgevende stuk, maar behoudt tegelijkertijd zijn normale éénstaps-zetmogelijkheid.    
Retour : Indien er een stuk (of een gepromoveerde pion) is dat terug kan spelen naar het veld waar het stond in het diagram, dan is deze 'retourzet' verplicht en heeft voorrang boven het opheffen van schaak én boven het slaan van de koning van de tegenpartij. Is er zo'n retourzet voorhanden, dan staat de koning van de tegenpartij dus alleen schaak als die retourzet de koning zou slaan.   voorbeeld
Rex Multiplex : Hierbij staan er meerdere koningen op het bord. Zij bewegen onafhankelijk van elkaar. Koningen kunnen door promotie in het spel komen!   voorbeeld
Rijhopper : Speelt als een sprinkhaan, maar uitsluitend op de horizontale rij waarop hij staat.    
Ringcylinder : Het bord heeft geen rand maar loopt als het ware helemaal rond. De h-lijn grenst aan de a-lijn, en de 8ste rij grenst aan de 1ste rij.   voorbeeld
Rokadeschach : Een koning mag, ongeacht waar hij zich bevindt en ook als hij al bewogen heeft, rokeren met een willekeurig eigen of vijandelijk stuk dat op minimaal 3 velden afstand staat op dezelfde rij, lijn of diagonaal. De velden tussen de koning en het andere stuk moeten leeg zijn. De rokade wordt uitgevoerd doordat de koning 2 velden opschuift richting het andere stuk, dat vervolgens op het door de koning overschreden veld komt te staan. De koning mag niet schaak staan en niet een gedekt veld overschrijden. Voorbeeld: een Kb1 kan rokeren met een bg6, leidend tot Kd3/bc2.   voorbeeld
Rois Transmutés  : Een koning die schaak staat speelt alleen zoals het (de) schaakgevende stuk(ken).   voorbeeld
Roos : Beweegt als een nachtruiter die in een gekromde lijn (‘rechtsom’of ‘linksom’) één of meerdere paardzetten achter elkaar doet. Hij bestrijkt daardoor eigenlijk punten op een aantal cirkels. Een Roos op g5 (zie diagram) kan op een verder leeg bord spelen naar f7, d8, b7, a5, b3, d2 en f3 (of in omgekeerde volgorde!); maar ook naar e6, c5, b3 en c1; enzovoort. Een aantal velden kan hij dus via 2 routes bereiken, en sommige velden (hier b3 en b7) zelfs via 3 routes.   voorbeeld
Roosterschaak : Het bord is door roosterlijnen verdeeld in 16 vierkantjes van vier velden. Elke zet moet tenminste één roosterlijn overschrijden.   voorbeeld
Saltador : Slaat (en geeft schaak) als een normaal paard, tenzij beide velden tussen tussen uitgangs- en aankomstveld bezet zijn. Om te kunnen zetten zonder slag moet één van die velden juist wél bezet zijn.   voorbeeld
SAT : Zodra een koning (volgens de orthodoxe regels) kan zetten, dan staat hij schaak! Als er geen verdediging is (d.w.z. als de kant die schaak staat niet alle vluchtvelden van zijn eigen koning kan afnemen), staat hij mat. Of de koning staat aangevallen doet niet ter zake en heeft in SAT geen betekenis; een koning mag niet geslagen worden.   voorbeeld
Schachzickzack
(Checking zigzag)
: Zwart mag uitsluitend zetten doen die schaak of mat geven. Als hij dat niet kan, moet hij ‘passen’ en speelt Wit opnieuw (zoals in een seriezetter).   voorbeeld
Scylla : Speelt naar dezelfde velden als een paard, maar de route daarheen is altijd eerst 1 veld orthogonaal en dan 1 veld diagonaal en bovendien moet het aankomstveld leeg zijn. Een vijandelijk stuk stuk op het orthogonale veld wordt door de Scylla 'onderweg' geslagen; een eigen stuk op dat veld blokkeert de Scylla-zet.   voorbeeld
Senora : Slaat (en geeft schaak) als een normale dame, maar om te kunnen zetten zonder slag heeft de Senora een bokstuk nodig. Zij kan naar een willekeurig veld achter het bokstuk spelen, mits de lijn tussen uitgangs- en aankomstveld verder vrij is.   voorbeeld
Sentinels : Een stuk (niet een pion) dat een zet uitvoert laat een pion van de eigen kleur achter op het uitgangsveld. Dit geldt niet voor een zet vanaf de 1e of 8e rij en ook niet wanneer er al 8 pionnen van de eigen kleur op het bord staan. Een neutraal stuk laat een witte óf zwarte pion achter, afhankelijk van de vraag wie de zet uitvoert.   voorbeeld
Sentinels pion advers : Een stuk (niet een pion) dat een zet uitvoert laat een pion van de andere kleur achter op het uitgangsveld. Dit geldt niet voor een zet vanaf de 1e of 8e rij en ook niet wanneer er al 8 pionnen van de andere kleur op het bord staan. Een neutraal stuk laat een witte óf zwarte pion achter, afhankelijk van de vraag wie de zet uitvoert.   voorbeeld
Sentinels pion neutre : Als Sentinelles, maar een neutraal stuk laat een neutrale pion achter.   voorbeeld
Sentinels 3/8 : Elk stuk (behalve een pion) dat een zet uitvoert laat een pion van de eigen kleur achter op het uitgangsveld. Dit geldt niet voor een zet vanaf de 1e of 8e rij en ook niet wanneer er al 3 witte of 8 zwarte pionnen op het bord staan.   voorbeeld
Siamese tweeling : Is onafscheidelijk en de twee componenten bewegen altijd synschroon in dezelfde richting, waarbij de zet van beide componenten legaal moet zijn. Wordt een van de componenten geslagen dan verdwijnt automatisch ook de andere van het bord.   voorbeeld
Sirene : Speelt als dame maar slaat zoals een Locust.   voorbeeld
Slagloos schaak : Slaan is niet toegestaan.   voobeeld
Slagplicht : Slaan is verplicht. Is er geen legale slagzet, dan is de zetkeuze vrij.   voorbeeld
Spiegel-Circe : Een geslagen stuk herrijst op het veld waarop (volgens de normale Circeregels) een gelijksoortig stuk van de andere kleur zou zijn herrezen.   voorbeeld
Sprinkhaan : Speelt over damelijnen naar het eerste veld achter een bokstuk.   voorbeeld
Super-Berolinapion : Speelt naar analogie met de superpion willekeurig ver in schuine richting en slaat idem recht vooruit.   voorbeeld
Supercirce : Het slagobject herrijst op een willekeurig leeg veld, naar keuze van de slaande partij. Een pion die op zijn promotierij terecht komt promoveert direct tot een stuk (naar keuze van de slaande partij). Een pion op de onderste rij kan niet spelen en heeft geen werking.   voorbeeld
Superpion : Kan willekeurig ver zetten in verticale richting of slaan in diagonale richting. Een witte superpion op a2 kan (behoudens interferentie) in één zet promoveren op a8 of bijv. een stuk op e6 slaan.   voorbeeld
Superguards : Elk stuk (koning incluis) dat wordt geobserveerd door een eigen stuk, kan niet geslagen worden. Ook gepende stukken kunnen observeren.   voorbeeld
Symetrie-Anti Circe : Als Anticirce, maar het herrijzingsveld is het veld diametraal tegenover het slagveld, gespiegeld t.o.v. het centrale punt van het bord (bijv. slagzet op g6, herrijzing op b3).   voorbeeld
Symetrie-Circe : Als Circe, maar het herrijzingsveld is het veld diametraal tegenover het slagveld, gespiegeld t.o.v. het centrale punt van het bord (bijv. slagzet op g6, herrijzing op b3).   voorbeeld
Take & Make : Na het slaan (“take”) moet het slaande stuk, als onderdeel van de slagzet, direct een niet-slaande vervolgzet doen (“make”) volgens de zetmogelijkheden van het slagobject. De regel geldt niet voor het geven van schaak, d.w.z. na het slaan van de koning hoeft er geen vervolgzet te zijn. Een pion die slaat, promoveert pas als de vervolgzet hem op de promotierij doet belanden.   voorbeeld
Tibetschaak : Een zwart stuk dat een ander soort stuk slaat verandert van kleur, koningen uitgezonderd.   voorbeeld
Toren-Eland : Beweegt (alleen over torenlijnen) volgens het principe van een sprinkhaan, maar maakt boven het bokstuk een draai van 45 graden naar links of rechts en landt diagonaal naast het bokstuk.    
Torenhopper : Speelt over toren-lijnen op het eerste veld achter een bokstuk.   voorbeeld
Torenleeuw : Als een Leeuw, maar alleen op torenlijnen.   voorbeeld
Toren/loper jager : Speelt 'naar beneden' als een toren en 'naar boven' als een loper. 'Horizontale' zetten zijn verboden. Een zwarte T/L-jager op c3 kan spelen naar c1, c2, a5, b4, d4, e5, f6, g7 en h8. NB voor een witte R/B-hunter geldt het omgekeerde!    
Transparant stuk : Qua werking een normaal stuk (dat ook gewoon geslagen kan worden), maar andere stukken kunnen er dwars doorheen spelen.   voorbeeld
Ultra-Lortap (=Anti Ultrapatrouille)   Een stuk (incl. de koning) kan alleen zetten, slaan of schaakgeven indien het niet wordt bestreken door een eigen stuk.   voorbeeld
Vao : Speelt als een loper, maar slaat over loperlijnen het eerste stuk achter een bokstuk.   voorbeeld
Verticale cylinder : Het bord loopt rond, d.w.z. de h-lijn grenst aan de a-lijn.   voorbeeld
Vizier : Een (1,0)-springer.   voorbeeld
Vogtländer : Wit staat schaak wanneer de zwarte koning aangevallen staat, en vice versa! Als Wit deze aanval niet kan opheffen staat Wit mat. Een koning mag niet geslagen worden.   voorbeeld
Vulkaan-Circe : Net als Circe, maar wanneer zijn herrijzingsveld bezet is blijft het geslagen stuk latent aanwezig ‘onder’ dat veld en verliest tijdelijk zijn werking. Zodra het bezettende stuk wegspeelt herrijst het onderste stuk en krijgt weer zijn normale werking. Er kunnen meerde stukken in de ‘wacht’ staan.    
Vijandelijke Sentinels : Een stuk (niet een pion) dat een zet uitvoert laat een pion van de andere kleur achter op het uitgangsveld. Dit geldt niet voor een zet vanaf de 1e of 8e rij en ook niet wanneer er al 8 pionnen van de andere kleur op het bord staan. Bij Vijandelijke Sentinels 8/2 is het maximum aantal witte pionnen gewoon 8 maar het maximum aantal zwarte pionnen is twee.   voorbeeld
Wandelschaak : Elk stuk of pion (maar niet de koning) dat een veld op de 1e, 2e, 7e of 8e rij betreedt, verandert als onderdeel van de zet in het stuk dat daar bij aanvang van een gewone partij zou hebben gestaan, inclusief de bijbehorende kleur. Een stuk dat e1/e8 betreedt wordt een witte/zwarte koning.   voorbeeld
Witte Maximummer : Wit moet steeds zijn geometrisch langste zet doen. Zwart speelt normaal.   voorbeeld
Witte Ultra-Maximummer : Wit mag uitsluitend steeds zijn geometrisch langste zet doen. Deze plicht heeft voorrang boven het pareren van schaak, maar er is pas sprake van schaak als het slaan van de koning de langste zet zou zijn.   voorbeeld
Witte transfer :

Na een witte zet worden alle zwarte stukken die direct naast het gespeelde stuk staan (1 veld horizontaal of diagonaal) ook wit, behalve de zwarte koning.

  Geen
voorbeeld
Zebra : Een (2,3)-springer.   voorbeeld
Zebraruiter : Kan in een rechte lijn één of meerdere zebrazetten (2,3) achter elkaar doet. Een zebraruiter op a1 kan (op een verder leeg bord) spelen naar c4, e7, d3 en g5.   voorbeeld